4. Leven van het Landschap

Löss is heel vruchtbaar en daarom heel geschikt voor de akkerbouw. Doordat löss zo fijn is gekorreld kan het heel goed water vasthouden. Löss kan water zelfs zo goed opnemen dat het tot boven de grondwaterspiegel kan stijgen. Dit fenomeen wordt ook wel de capitulaire stijghoogte genoemd.  De capitulaire stijghoogte van löss kan wel 100 cm zijn. Löss kan dus tot 100 cm boven de grondwaterspiegel omhoog gezogen worden.

Dat wat eventuele akkerbouw juist moeilijk maakt in Limburg is de vorm van het landschap zelf, het heuvelachtige landschap. Veel van het vruchtbare löss wordt door erosie van de heuvels afgespoeld. Dit vruchtbare bodemmateriaal hoopt zich dan op aan de voet van de heuvel. Dit vruchtbare bodemmateriaal, dat door bodemerosie van een helling is afgespeld en zich aan de voet van de helling accumuleert, heet colluvium.

Om akkerbouw te kunnen verrichten, moet men dus het vruchtbare colluvium, löss, op zijn plek zien te houden. Hiervoor heeft men graften aangeplant op de heuvelruggen. Graften zijn smalle stroken bos die dwars op de hellingsrichting zijn geplant om erosie van de akkers tegen te gaan. Vroeger ontstonden graften doordat men smalle stroken bos spaarde bij het ontginnen van bos. Een gevolg van de graften  was dat het grond onder de graften werd vastgehouden, maar het grond tussen de graften werd alsnog weggespoeld.  Hierdoor ontstond een steilte of knik in het landschap.