6. EXTRA: Dolines, Orgelpijpen & Bronnen

Een heel belangrijk begrip voor bij het Limburgse Krijt/Lösslandschap is het karstverschijnsel. Kastverschijnselen zijn alle verschijnselen die inwerken op het kalk onder de grond, waarna het oplost. Twee voorbeelden van zulke verschijnselen zijn bijvoorbeeld een warm klimaat en een vochtige klimaat. Zulke karstverschijnselen kunnen zowel zichtbare als onzichtbare gevolgen hebben voor het landschap.

Een voorbeeld van een gevolg van het oplossen van kalk in de ondergrond zijn dolines. Dolines zijn komvormige putten in het landschap als gevolg van karst. Door het oplossen van kalk in de ondiepe ondergrond vind er een bodeminzakking plaats, omdat deze lege ruimte weer moet worden opgevuld. Dit geheel uit zich dan als een komvormige put in het landschap.

Een ander voorbeeld van een gevolg van het oplossen van kalk in de ondergrond zijn orgelpijpen. Orgelpijpen zijn niet te zien in het landschap, maar verschuilen zich onder de grond. Een orgelpijp is een verticale koker in het kalksteen veroorzaakt door karst. Het worden daarom ook wel karstpijpen genoemd. Ook deze koker wordt weer met grond gevuld, maar dit uit zich niet altijd als een doline in het landschap. Orgelpijpen kunnen immers heel diep in de grond zitten.

Bij de vorige opdracht heb je in de atlas ook al kunnen zien dat in Limburg veel grondwater wordt gewonnen ( zie kaart 53 A GB 53ste druk ). Dit grondwater gebruikt men bijvoorbeeld als drinkwater. Het grondwater verschuilt zich diep in de grond tussen de 40 en 200 meter en wordt gevoed door regenwater en eventuele oevergrondwater. Het regenwater/oevergrondwater zakt diep de grond in tot dat het een ondoordringbare laag tegen komt. In Limburg is dit bijvoorbeeld kalksteen. Het water kan hier niet doorheen en hoopt zich dan op in de vorm van een bron.